En ineens komt de realisatie. Het draait werkelijk allemaal om hetzelfde. Alles komt neer op het voorkomen van een totale alleenheid.
Achter elke angst voor afwijzing, achter elk gevoel van ‘er niet bij horen’, achter elke vorm van controle, achter elk idee van niet goed genoeg zijn, ligt een diepere angst: de angst om werkelijk alleen te zijn. Niet alleen zonder anderen, maar zonder houvast, zonder richting, zonder iets om op te leunen.
Deze angst leek allesbepalend. Een dreiging die koste wat kost voorkomen moest worden. Ergens diep vanbinnen werd geloofd: als ik werkelijk alleen kom te staan, als alles wegvalt, dan is er niets meer over. Alleen het niets.
Ik ontdekte dit toen ik me niet langer verzette. Toen ik niet meer probeerde te begrijpen of te analyseren, maar het simpelweg toeliet.
Misschien herken je dit ook. Misschien voel je ergens, diep vanbinnen, een subtiele of misschien overweldigende angst voor alleenheid.
Wat als je die niet langer hoeft weg te duwen? Wat als je het volledig toelaat?
Wat gebeurt er als je niet langer probeert te ontsnappen? Als je niet langer in gevecht gaat, maar gewoon voelt?
Misschien verschijnt er een diep verdriet. Een verzet. Alsof er iets zegt: als ik dit werkelijk toelaat, dan verdwijn ik.
En toch. Wat als precies dát gebeurt? Niet op de manier die je vreest. Niet als een afgrond, niet als een verlies, maar als een openheid die nooit is weggeweest?
De angst voor het niets loste op in het niets.
Er is geen dreiging. Geen houvast, maar ook geen noodzaak tot houvast. Geen richting, maar ook geen noodzaak tot richting.
Alleen ruimte. Alleen openheid.
En dan, zonder iets te hoeven doen, zonder iets te moeten bereiken: voelt het als een geboorte in iets wat altijd al was.

Yorumlar